Binnenkijken in de asfaltcentrale

Asfalt wordt geproduceerd in een asfaltcentrale. We onderscheiden twee soorten centrales: de continue asfaltcentrales en de discontinue asfaltcentrales.

In België werkt het meerendeel van de centrales volgens het discontinue principe, waarbij de productie via een ‘batch-proces’ verloopt. Het belangrijkste voordeel van dit type centrales is de flexibiliteit bij productie van verschillende asfalttypes. In het geval van een continue asfaltcentrale gebeurt de productie onafgebroken in een mengtrommel. Dit is een zeer geschikte techniek voor grote producties van één en hetzelfde product, indien verschillende types moeten gecombineerd worden is dit type centrales minder geschikt.

In onderstaande uitleg wordt het voorbeeld van een discontinue centrale gebruikt.

De verschillende aggregaten worden vanuit de voorraden op het terrein door een wiellader opgeladen en in de voordoseurs (1) geladen. In elke voordoseur kan een ander type/kaliber steenslag of zand gedoseerd worden. Onderaan de voordoseur loopt een transportband waarvan de snelheid kan worden aangepast. Op deze manier kan er per voordoseur meer of minder materiaal gedoseerd worden. Via een verzamelband worden alle aggregaten getransporteerd naar de droogtrommel (2) waar ze gedroogd en opgewarmd worden tot de benodigde temperatuur (ongeveer 180°C à 200°C voor conventioneel asfalt).

De droogtrommel is een roterende cilinder met aan de binnenzijde een reeks platen die de aggregaten optillen en doorheen de brandervlam gooien zodat het droogproces en de opwarming van de aggregaten wordt bewerkstelligd. Tijdens dit droog- en opwarmproces, wordt een hoeveelheid stof, waterdamp en verbrandingsgassen geproduceerd. Al deze gassen passeren door een filterinstallatie (3) zodat enkele de schone gassen en de waterdamp via de schouw worden uitgestoten.

De fijne stofdeeltjes worden in deze filterinstallatie gescheiden. Deze fijne stofdeeltjes worden opgeslagen in de silo voor teruggewonnen vulstof (4). Deze teruggewonnen vulstof wordt opnieuw in het productieproces gedoseerd op een gecontroleerde manier. Naast de teruggewonnen vulstof dient er normaliter ook nieuwe vulstof, aanvoervulstof genoemd, te worden toegevoegd. Deze aanvoervulstof stockeren we in de silo voor aanvoervulstof (5).

Aan de uitgang van de droogtrommel zijn de aggregaten (zand en stenen) droog en warm en worden ze opwaarts getransporteerd naar het zeefdek (14) door middel van de warme ladder (7). In het zeefdek worden de aggregaten opnieuw op kaliber gescheiden en vervolgens gestockeerd in de warme voorraad (15).

Naast het zand de stenen en de vulstof, hebben we nog bitumen nodig om asfalt te kunnen produceren. Het bitumen wordt gestockeerd in bitumen tanks (12) bij een gemiddelde temperatuur van ca. 160°C. Typisch voor het batch-proces, moeten voor elke batch, alle grondstoffen gewogen worden in de eigen weegschalen (8) om daarna terecht te komen in de menger (9).

De menger bestaat uit een gepantserde hopper waarin twee roterende armen met peddels de materialen intensief mengen. Zo wordt, bij een gemiddelde temperatuur van ca. 165°C, een homogeen mengsel geproduceerd. Onderaan de menger bevindt zich een klep die opent van zodra de mengtijd verstreken is. Het asfalt komt vervolgens in de asfaltsilo (10) terecht, van waaruit de vrachtwagens geladen kunnen worden.